woensdag 24 augustus 2016

Samen sterk

Gisteren was mijn laatste werkdag op kinderoncologie.
Bijna vijf jaar geleden kwam ik aan in het splinternieuwe gebouw voor mijn eerste dag, en nu heb ik mijn tweede thuis verlaten, of zo voelt het toch.

Het was niet altijd gemakkelijk, besef ik nu.
Als mensen mij vroegen waar ik werkte, en ik antwoordde dat ik op de kinderkankerafdeling stond, was hun reactie elke keer dezelfde: 'dat moet zwaar zijn'.
En ik antwoordde altijd: 'goh, dat valt mee hoor. Er zijn zware momenten, maar over het algemeen wordt er veel gelachen en stellen de meeste kinderen het goed'.

Toen ik er zelf helemaal onderdoor ging na de geboorte van Niel, zeiden alle hulpverleners dat mijn job toch wel een belangrijke rol kon spelen in mijn emotionele toestand, maar ik bleef erbij dat dat niet zo was.
Ik kon het allemaal gemakkelijk van mij afzetten, ik deed mijn job doodgraag.

Nu besef ik dat het niet allemaal zo vanzelfsprekend was.
En dat het voor mij misschien te veel was.
Ik vergeet nooit het eerst dode kinderlichaam dat ik zag, en aanraakte.
Het eerste kindje dat stierf waar ik helemaal verliefd op was.
De eerste keer dat ik een baby reanimeerde.
Maar ik kon er wel tegen, vond ik. Het was mijn job. Het hoorde erbij.
Ik probeerde er niet wakker van te liggen.

Toen ik terug kwam uit zwangerschapsverlof veranderde alles.
Want ik herinner mij ook de eerste keer dat ik mijn kind in een bed zag liggen in plaats van een patiëntje. Een jongentje van dezelfde leeftijd als Niel.
Ik kwam de kamer binnen en mijn eerste gedachte was Niel.
Hij was precies Niel. Voor hetzelfde geld lag mijn kind daar in plaats van dat kindje.
En ik kreeg het ontzettend benauwd.
Ondertussen is dat jongentje overleden, en mijn mannetje huppelt hier nog rond.
Ik voelde me schuldig.

Mijn reserve toen ik terug ging werken was onbestaande. Elke kleine tegenslag sloeg in als een bom en ik voelde dat ik de emotionele last van mijn werk niet meer kon dragen.
Bij elk bericht van slecht nieuws wilde ik weglopen, soms letterlijk.
Een nieuwe patiënt, een patiënt die na maanden behandeling hervalt, een kind dat palliatief naar huis wordt gestuurd, een kind dat sterft.
Ik kon en kan er niet meer tegen.
Mijn miserie-emmer was vol, overvol. Het verdriet van de ouders werd me te veel, ik kon ze geen ondersteuning meer bieden.
Ik sleepte me elke dag naar het werk.

En ik ging er thuis ook weer helemaal onderdoor. Niel die ziek was zorgde voor schuldgevoelens.
De kleinste problemen zorgden ervoor dat ik niet meer vooruit geraakte, terug met depressieve gedachten rondliep, dat ik liever in de zetel lag dan buiten in de zon.

Dus ik kon niet anders dan de beslissing nemen om te stoppen. En het was een moeilijke beslissing, waar ik al veel tranen voor gelaten heb. Want ik doe het zo graag. Deed het zo graag.
En opnieuw bracht het een berg schuldgevoelens met zich mee, want ik sta al die tijd al aan de gemakkelijke kant van het verhaal. Ik ben niet ziek, en mijn kind ook niet. En toch ben ik de persoon die zegt dat het te zwaar is, en ik kies ervoor om weg te gaan, terwijl onze patiënten en hun ouders dat niet kunnen.

Maar het is tijd om voor mezelf te kiezen, besef ik nu.
Ik heb ontzettend veel nood aan rust, rust in mijn hoofd dat nooit stil staat.
Geen miserie meer, geen onregelmatige uren, geen vreselijke drama's.
Geen overuren, bijscholingen, opleidingen.
Geen werkdruk.
Geen druk.
Ik speel op veilig, voor zolang het nodig is.

Ik wil nu kiezen voor mijn gezinnetje. Voor mijn ventjes. En voor mijzelf.
Elk weekend thuis. Thuis met de feestdagen. Elke avond mijn eigen kind in bed stoppen, in plaats van dat van iemand anders. Elke ochtend hem zien als ik wakker word.
En omringd worden door gezondere mensen, en gezondere kinderen. En verhalen die altijd positief eindigen.

Maar mijn hart blijft op kinderoncologie. En bij al ons sterke helden. En hun sterke ouders.
En als ik ooit zelf weer wat sterker ben.. Ik weet waar ze te vinden.